Turfjes

Kijkend naar de website, dan zien we de Peel. In de Peel werd turf gestoken en later in ronde piramides neergelegd. Onderling ver genoeg van elkaar om de wind er door te laten. Maar wel steunend op elkaar. Eigenlijk hetzelfde als onze vereniging. We laten elkaar vrij, maar waar mogelijk steunen we elkaar. De nieuwe rubriek genaamd “Turfjes” is hier op gebaseerd. Hier gaan we interviews en verhalen met diverse KBO-leden plaatsen. De interviews zullen worden gehouden door mevrouw Anne Marie Strous – de Vocht of de heer Jan Lenders. Beiden zijn lid van de WG PR en Communicatie/KBO-Meijel.

 


Interview met kapelaan Roger Maenen, 10-10-2024
door Jan Lenders.

“Kom maar binnen via de artiesteningang”. Nadat we een afspraak hebben gemaakt, is dit de wijze waarop hij mij de weg wijst naar de plek in de kerk, waar we het gesprek zouden hebben. Gelukkig is deze route mij bekend, want vroeger was dit de ruimte, waar de misdienaars zich mochten omkleden.

Tegenover mij gaat kapelaan Maenen zitten. En met de opmerking ”Zeg maar Roger”, ontstaat er een ontspannen sfeer. Roger is in 1971 geboren in een van de wijken van Hoensbroek. Hij is de zoon uit een gezin dat, net als zovele gezinnen in die tijd, sterk verbonden was met de kolenmijnen. Drie jaar na zijn geboorte wordt het gezin compleet met de komst van zijn broer. “Hij had meer rechten om priester te worden” zegt hij met een glimlach op zijn gezicht: “Hij is geboren op 2de Paasdag”.

Om zijn jeugd in de juiste context te plaatsen, geeft hij aan, dat in zijn jonge jaren door de sluiting van de mijnen hele groepen mensen “ontaard” waren. Iedereen moest op zoek naar zijn eigen “ik”, de structuur die het werken in de mijnen bood, de kameraadschap en de onderlinge samenhang waren compleet komen te vervallen. Niet iedereen lukte het om die eigen “ik” weer terug te vinden. Gezinnen vielen uit elkaar en met alcohol en drugs probeerde een aantal mensen deze wereld te ontvluchten. Een aantal mensen, die hij in zijn jeugd heeft leren kennen, zijn aan de drugs overleden of in het criminele circuit terecht gekomen.
De flat waarin hij is grootgebracht, huisvestte verschillende bevolkingsgroepen en de buurt omschrijft hij zelf als “achterstandsbuurt”.
Maar hij geeft ook aan, dat de smeltkroes van verschillende culturen, ontstaan door die verschillende bevolkingsgroepen aangetrokken door de mijnen, zijn leven heeft gevormd: Je leert elkander te respecteren.
Zijn schooltijd brengt hij door op de Christus Koning Basisschool (CKB), een school op “kijkafstand” van zijn woning. En regelmatig zit hij, kijkend naar de kinderen op de speelplaats van deze school, zich af te vragen “wanneer mag ik?”. De honger naar kennis is groot.
De school wordt doorlopen en Roger geeft aan naar de ambachtsschool te willen. Die had zijn vader ook doorlopen en die stond midden in de wijk, waarin hij woonde. Maar de gemaakte CITO-toets (slechts 1 foutje) gaf een andere studierichting aan. Het kostte de leraren en ouders wat overtuigingskracht, maar uiteindelijk gaat hij samen met nog slechts 2 andere leerlingen van de Christus Koning Basisschool naar het St. Janscollege, waarbij alle studiestromen mogelijk waren. De school, die het verste van zijn buurt af lag, helemaal boven op de berg. En terwijl hij de overstap maakte naar het St. Janscollege, werd zijn oude basisschool gesloten. Het voor hem belangrijke ankerpunt in zijn leven verdween.
De studie op het St. Janscollege vordert gestaag. De CITO-toets was geen een-dags-of geluksmoment geweest. Roger stroomde na 1 jaar door naar het gymnasium. Als enige binnen de groep koos hij voor Grieks en Latijn. Wat ertoe leidde, dat hij deze vakken in zijn eentje volgde. “Wegduiken” was dus niet mogelijk. Na iedere schooldag fietste hij met een aantal kinderen “de berg af” naar zijn wijk. En bij ieder kruispunt boog een van de kinderen een van de betere wijken in en bleef hij helemaal alleen over. Hij kwam dan weer terecht in de wereld van de achterstandswijk. Veel lawaai, veel spelende kinderen, veel dingen om afgeleid te worden. In een tijd waarin “DOE MAAR” en Punk de muziekstijlen waren, leerde hij zich af te zonderen om zijn huiswerk Grieks, Latijn en ander vakken te maken.
In die periode gaat hij naar de Christus Koning Kerk: een openbaring. Geen mooie kerk, maar veel meer een lelijk betonnen gebouw. Het was meer een fabriekskerk. Maar hij komt in een gemeenschap, waar alle generaties gezamenlijk het geloof belijden. Het ankerpunt, wat eerst de school was, wordt nu deze kerk.
Het eindexamenjaar wordt een problematisch jaar. Zijn vader, inmiddels werkzaam bij DSM, werd ziek. De flat, waarin ze jaren hadden gewoond, werd afgebroken en tot overmaat van ramp overlijdt de pastoor van de Christus Koning Kerk. Het gezin verhuist naar een sociale gezinswoning en gaat naar een andere kerk die dichterbij ligt. Maar Roger blijft echter liever verbonden aan de oude kerk, want daar ligt nog steeds een ankerpunt. Het eindexamen wordt dat jaar niet afgerond. Een jaar later wel.

Hij gaat sociologie studeren in Leiden, het bestuderen van de samenleving. “Ik heb daar een studie-leven gehad, geen studentenleven”, merkt hij op. Ieder weekend gaat hij weer naar zijn ouderlijk huis in Hoensbroek. Maar ook terug naar de voor hem belangrijke kerk. Ook door de week is hij vaak te vinden in de kerk in Leiden. Was hij voorheen nog aan het twijfelen tussen de keuzes leraar of priester, nu begint steeds meer dit laatste een serieuze optie te worden. En toen hij tijdens het weekendbezoek in zijn kerk was, stond daar een Ierse missionaris, die de aanwezigen aankeek en met een zwaar Iers accent zei “Wie gaat dit ná mij doen?” en daarbij Roger aankeek. In ongeveer dezelfde periode werd Frans Wiertz, van het dekenaat Hoensbroek, zijn eigen omgeving, tot bisschop gewijd en waren dat de momenten om te kiezen voor priester. “Op deze twee momenten kwam de boemerang terug” zei Roger.
Hier realiseerde hij zich dan ook, dat zijn leven een andere vorm ging krijgen dan het leven van anderen. Hij wist, dat je ingaat op iets waar consequenties aan zijn verbonden.
Op een zaterdagmiddag gaat hij naar het bisdom voor een gesprek met de bisschop. “Daar ben je” waren de eerste woorden van de bisschop, alsof hij hem had verwacht. “Wil je priester worden binnen het bisdom Limburg, dan zul je de opleiding moeten gaan volgen bij Rolduc”.
De priestervorming/opleiding duurt normaal gesproken 6 jaar en wordt gegeven in een kloosterachtige omgeving. Maar omdat hij de kennis van Grieks, Latijn en sociologie reeds bezat doet Roger het in 5 jaren.
Na de wijding in Roermond mag de pas gewijde priester zijn eerste Heilige Mis opdragen in de kerk van zijn ouders en de priester wordt met een koets naar deze kerk gebracht. Roger wil hier graag van afwijken. Zijn eerste mis moet worden gehouden in de voor hem zo belangrijke Christus Koning Kerk. En die koets… dat hoeft voor hem niet. Op de dag, dat de H. Mis zou worden gehouden, staat toch voor het ouderlijk huis de koets klaar. Hij is in de koets gestapt en is hiermee zijn oma en opa gaan ophalen. Opa en oma stapten in de koets en hij liep erlangs om iedereen in zijn wijk te bedanken en daar waar wenselijk, een handoplegging uit te voeren.

Daarna werd hij door de bisschop in 2003 verzocht om naar Horst te gaan en hierna voor een aantal jaren naar Maastricht. Ook hier kwam hij in een achterstandswijk terecht. In 2011 kwam Meijel in beeld. Een plek, waar hij nu al 13 jaar is. Naast Meijel is hij ook (mede)verantwoordelijk voor andere parochies binnen het dekenaat Horst-Helden.
In totaal is hij dus al 21 jaar priester. “De fase van volwassenheid (21 jaar) is bereikt”, geeft Roger aan.

Binnen KBO Meijel is hij geestelijk adviseur. De woorden, die we sinds enige tijd onder onze uitingen plaatsen, vindt hij erg goed gevonden en hij verklaart: “Met ontspanning en ontmoetingen en kennis” kun je verbintenis met elkaar maken. Iets wat binnen de kerk ook van belang is.
Op de vraag, wat hij nog in Meijel wil bereiken, geeft hij aan dat hij graag zou willen, dat hij het gevoel,wat hij had bij de Christus Koning Kerk, ook hier op de mensen kan overbrengen. Dat iedereen, jong en oud, een keer per jaar binnenkomt, om te ervaren dat dit geen “dood” gebouw is, maar iets dat past in de maatschappij. Een gebouw, waar je iedere dag naar binnen kunt lopen en waar de een mogelijk een kaarsje aansteekt en de ander misschien eventjes tot rust wil komen.

En zijn eigen toekomst? Normaal worden priesters regelmatig overgeplaatst. Ik had het geluk, dat hier “d’n UM” werd gewonnen. Gevolgd door corona en daarna het overlijden van bisschop Harrie Smeets. Geen goede momenten om te wisselen van priester en
daarbij : “ik voel me hier thuis!”


Interview met Marinus en Toos Peeters
door Jan Lenders.

We lopen door een tuin, die vol staat met kunstig geknipte Bonsaiboompjes, het ene nog mooier dan het andere. Soms zie je een gespannen draad tussen de stam en takken om de vorm in de toekomst nog beter te maken. Showmodellen die op diverse podia hebben staan pronken. Van de Kasteeltuinen in Arcen tot landelijke podia. Alle exemplaren zijn in de afgelopen 25 jaar door Marinus Peeters, met hulp van zijn partner Toos, in hun overweldigende tuin groot geworden. Soms zie je een wat minder bekende boomsoort, maar ook een bonsai beukenhaag of een bonsai blauweregen staan te pronken in de tuin. Terwijl Marinus enkele bonsaitermen probeert uit te leggen, laat hij een foto zien van de bloeiende blauweregen in een woord, onbeschrijfelijk mooi: “prachtig!”

Marinus Peeters ( Giepkes Kuub) kennen de meeste mensen vanuit de rol die hij regelmatig vervulde bij de vrijwillige politie. Een rol die hij sinds 1974 uitvoerde.  Bij grotere evenementen werden hij en zijn collega’s ingezet en in de eerste politieauto, die ervoor zorgde dat een vrije doorgang gegarandeerd werd, zat meestal een breed lachende Marinus.

Marinus werd medio november 1945 geboren. Het ouderlijk huis aan het begin van de Kalishoek is enige tijd geleden tegen de vlakte gegaan. Toos Tinnemans is twee jaar ouder en is afkomstig uit Nederweert. Haar vader zat in de bouw.
Ze hebben elkaar leren kennen bij Zaal Caris in Heibloem. Daar sloeg de liefdesvonk over. Dat ze twee jaar ouder was als Marinus, vond hij niet erg, ze zag er erg jong uit. Twee jaar na de kennismaking zijn ze in 1966 getrouwd.
De eerste jaren woonden ze aan de Astenseweg, vlak in de buurt van het ouderlijk huis waar Marinus en Toos een tuindersbedrijf startten met voornamelijk komkommer en sla. Omdat er eerst geld verdiend moest worden, werd de “de schuur”, zoals ze het beiden noemen, hun woonhuis. In dit woonhuis zijn alle drie de kinderen geboren. En toen er voldoende geld was verdiend werd er, mede met hulp van de vader en broers van Toos, het huis gebouwd. Trots vertelt hij dat het pand werd gebouwd binnen een tijdbestek van een half jaar. Hard en veel werken was voor hun beiden normaal.
Samen brengen ze het bedrijf tot bloei. Waarbij Toos naast de zorg voor de kinderen ook meehielp in de kassen. Begin jaren 70 moeten ze een keuze maken: of stoppen of uitbreiden. Een moeilijke keuze. Onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden zorgen ervoor dat ze stoppen.
Beiden kijken ze met veel plezier terug op deze tijd. Hard en lang werken, maar wel de kinderen kunnen zien opgroeien. Na deze periode gaat Marinus ook bij de vrijwillige politie. In de 5 jaar die volgen is Marinus vaker van huis, hij gaat werken in dezelfde branche, als bedrijfshulp bij tuiniersbedrijven, waarbij de leidinggevenden/eigenaren zijn getroffen door ziekte of anderszins zijn uitgevallen en die hoogwaardige hulp nodig hebben. Lichamelijk werd dit echter te zwaar en Marinus laat zich omscholen. En als Marinus zich ergens voor inzet, dan doet hij dit vol overgave. Het diploma tot timmerman werd in de helft van de tijd behaald. Echter, het is in de huidige tijd ondenkbaar, maar juist op dat moment is er een dip in de woningbouw. Hij komt niet aan de slag en moet zijn zinnen op iets anders zetten.
Via via komt hij in contact met de politie. Hij laat daar zien wat hij kan en doorloopt in relatief korte periode een mooie carrière. Uiteindelijk is hij met de afdeling Materialen en Gebouwen verantwoordelijk voor de gehele in/verkoop van de politie in Limburg en van de schadeafhandeling van de politieauto’s. En dat kwam vaker voor, als dat je zou denken, zegt ie met een glimlach om zijn mond.
Ondertussen is Marinus achter in de 40 en volgt de laatste stap van zijn carrière: door weer een reorganisatie wordt de kantoorbaan ingeruild voor de uniformdienst. Na een opleiding op de Politieschool gaat hij nog een aantal jaren uniformdienst draaien in Weert. Een baan waar hij met veel plezier op terugkijkt. “Je wist ‘s morgens als je uit bed stapte, nooit wat er ging gebeuren die dag”.

Toos is, nadat ze zijn gestopt met hun eigen bedrijf, gaan werken bij een tuinder in Neerkant, wat ze met erg veel plezier doet.  En als bij een van de kinderen de kleinkinderen zich aandienen, is zij het die gedurende 4 dagen in de week oppast. Dat heeft ze bij alle 3 haar kleinkinderen gedaan. Als ze er over praat, zie je haar ogen glinsteren. De liefde voor haar kinderen en kleinkinderen is zichtbaar in haar gezichtsuitdrukking.

Marinus gaat met 58 jaar conform de politie CAO met pensioen. Maar het woord “stilzitten” komt ook dan niet in zijn vocabulaire voor.
De hobby’s worden opgepakt. Naast het kweken van de hierboven reeds genoemde bonsaiboompjes, wordt hij ook een fervent kippenfokker. Niet zomaar van een huis-tuin-keuken ras. Neen, het wordt de “Vorwerkhoen”. Een goudkleurige kip, met een zwarte kop en zwarte staart. Veel kuikens zijn onder “zijn verantwoordelijkheid geboren”  De hennen werden verkocht en de hanen smaakten heerlijk, laat hij zich ontvallen. Hij showt zijn kippen op tentoonstellingen in heel het land en hij sluit zich aan bij de Vorwerkhoenderclub, die later fuseert met de Lakenvelderhoender club. De Vorwerk- en Lakenvelderhoenderclub is dan een feit.  Hij is erelid van deze laatste club, als dank voor zijn werkzaamheden als penningmeester.

Samen met een aantal andere “oud-politiemensen” vormen ze een team, dat de technische recherche ondersteunt. De kleinere, mindere zaken, die voor de beroeps rechercheurs te veel zijn, worden door dit groepje opgepikt. Met trots geeft hij aan, dat mede door het werk wat zij verrichtten, daders nog de straf hebben gekregen, die ze verdienden. Ook leverde men nazorg bij inbraken. De gedupeerde werd bezocht en er werd dan samen met elkaar bekeken of er verbeteringen in de beveiliging konden worden aangebracht. Maar na de zoveelste reorganisatie stopte dit werk.
En met andere oud-collega’s helpt hij de “tour de blauw” , een fietstocht  door Nederland van politiemensen, met als doel gelden op te halen om kind-gerelateerde projecten  voornamelijk in het buitenland te ondersteunen.
Zie de website Over Ons – Stichting Blauw.

En langzaam komt de KBO in beeld. In 2009 wordt hij gevraagd met een aantal andere mensen het dorpsvervoer op te zetten. Men had gezien, dat ouderen voor korte ritten naar dokter of supermarkt langer zaten te wachten op het vervoer dan de duur van de rit. Dit kon en moest beter. Met de Rabobank, Gemeente Peel en Maas en St Jozef werd het Dorpsinitiatief een blijvend iets.
Toen bij de landelijke KBO mensen nodig waren om de integrale veiligheid bij oudere mensen thuis in kaart te brengen, was Marinus een van de adviseurs die hiervoor op pad ging. Het past precies bij zijn eerdere werk, waarbij hij vanuit de politie nazorg gaf bij inbraken. Jammer genoeg hebben veel te weinig mensen uit Meijel hieraan deelgenomen, vindt Marinus. Bij iedere oudere die hij bezocht in Midden- en Noord-Limburg, kon hij goede adviezen neerleggen.

Ook Toos wordt actief bij de KBO. Ze zit bij het bezoekersteam, dat zieke leden bezoekt. Een zeer dankbare activiteit. Dat doet ze nog steeds, ondanks dat ze in 2014 en 2016 een hartoperatie heeft ondergaan.

En ook nu nog is Marinus betrokken bij KBO Meijel. Als een van de leden komt te overlijden, wordt dat doorgegeven aan Marinus, die dan regelt dat een grote groep rayonbezorgers ervoor zorgt dat alle leden hiervan op de hoogte worden gesteld. Hij doet dit met liefde en plezier, maar geeft wel aan dat hij het volgend jaar 80 wordt en dan graag zijn taken doorgeeft aan “de jongere generatie.”

“We doen veel samen en dat is erg fijn”, zegt Toos op het eind van het gesprek. “Ik ben een contente mens”, zegt Marinus.
Mocht u mede door dit verhaal geïnteresseerd zijn geraakt in het kweken van bonsaiboompjes, Bonsai Vereniging Noord en Midden-Limburg geeft beginnerscursussen. En ongetwijfeld komt u daar ook Marinus weer tegen. Hij is aspirant-keuringsmeester.
En zo zie je: als Marinus iets oppakt,  gaat hij ervoor en maakt hij het tot een succes. Ondersteund door zijn partner Toos.
Je ziet dat in alles terug in hun leven.


Interview met Wil en Mia van der Asdonk
door Anne Marie Strous- de Vocht

In hun mooie, ruime huis met de grote, bloeiende tuin, word ik hartelijk ontvangen door Wil en Mia van der Asdonk-Hoebergen. Ze vertellen open en enthousiast over hun leven; over vroeger tijden en wat hen nu bezig houdt.

Wil en Mia zijn allebei geboren in Meijel, en na enige omzwervingen al weer jaren terug in hun geboortedorp.
Het geboortehuis van Wil stond aan de Noordervaart, een boerderij waar hij samen met 8 broers en zussen opgroeide. Hij vertelt over zijn jeugd: ‘omdat wij vijf kilometer van de school woonden, waar we iedere dag heen fietsten, moesten we daar overblijven. Eerst achter het vroegere klooster, waar vroeger een huishoudopleiding gevestigd was, later mochten we samen in de klas eten. Omdat we zo ver uit het dorp woonden hadden we thuis een eigen sociaal leven.  Mijn oudere broers haalden bij de boeren brommers op die niet meer gebruikt werden, en knutselden daar zelf crossbrommers van. Rondom de boerderij werd daar met veel lawaai en plezier mee rondgereden. Mijn vader vond alles goed, al moesten de  oudere jongens ook wel meehelpen met klusjes op de boerderij.’

Nadat zijn vader een ongeluk kreeg had Wil wel meer op de boerderij willen doen, maar zijn vader vond dat hij eerst door moest studeren. Wil studeerde af op de HTS als werktuigbouwkundige en ging werken bij Océ van der Grinten (later Océ) in Venlo.

Intussen hadden Mia en Wil al vier jaar verkering. Ze ontmoetten elkaar toen ze achttien en negentien jaar waren, en al snel woonden ze samen. Mia zat toen op de sociale academie in Eindhoven, de stad waar Wil toen ook nog studeerde. Toen Wil afstudeerde woonden ze een tijdje in Venlo, maar al vrij snel trok het jonge paar toch weer graag naar hun geboorteplaats. Eerst in een huurhuis, later in een huis wat ze zelf bouwden, en nog later in het ouderlijk huis van Mia.

Mia groeide op in een gezin met zeven kinderen.
Haar vader was stukadoor, samen met zijn tweelingbroer. Hij bouwde het huis waar Mia en Wil nu nog wonen.  Ook zijn tweelingbroer bouwde eenzelfde huis iets verder in dezelfde straat.
Nadat Mia  stopte met haar opleiding in Eindhoven ging ze werken in de administratie.

Het echtpaar kreeg 2 kinderen, een zoon en een dochter, nu 34 en 36 jaar oud. Tijdens de  jeugdjaren van de kinderen werkte Mia bij tuinders, in de kassen. Daar kon ze haar werktijden aanpassen aan de schooltijden van hun zoon en dochter. Wat later, toen  de kinderen zelfstandiger werden, pakte ze haar werk in de administratie weer op.

Ze kreeg een baan bij Manders Bouwmarkt in Neerkant en later bij Bouwmaterialen Neerkant, waar ze met veel plezier en toewijding lang gewerkt heeft. Mia is een doorzetter, ze maakte zich een  nieuw computersysteem eigen en had het in Neerkant zeer naar haar zin.

Wil speelde 23 jaar in de Nico Joeks kapel, later Compenééj,  en in 1991 werd hij uitgeroepen tot prins carnaval.
Uitvloeisel daarvan is momenteel het ‘Prinsenbos’, een park met aanplant van bomen die genoemd worden naar alle carnavalsprinsen uit Meijel.
Een mooie, vrolijke tijd was het.

Tot de ziekte van Wil het hele leven van het echtpaar op zijn kop zette.
Wil kreeg tien jaar geleden onverklaarbare klachten.
‘Mijn klachten werden erger, ik had bijna dagelijks een “dip” waardoor ik momenten had van moeilijk  spreken en bewegen. Ik had dan even een pauze nodig om weer verder te kunnen. Dat was heel lastig, vooral tijdens mijn werk, wanneer ik moest samenwerken met collega’s’.
Wil was projectleider bij Océ (later Canon) en werkte graag en veel, maar het kostte hem steeds meer inspanning. Jarenlang werd er gezocht naar de oorzaak van zijn klachten, door zijn huisarts en verschillende  neurologen, ook uit het academisch ziekenhuis in Maastricht en Nijmegen.
Wil is toen hij 63 jaar was gestopt met werken. Hij heeft 39 jaar bij zijn eerste en enige baas gewerkt.

Het leven van Wil en Mia werd door de ziekte van Wil moeilijker, vooral ook door de onzekerheid over wat er nu precies aan de hand was. Uiteindelijk werd, nog niet zo lang geleden, de oorzaak gevonden door de neuroloog van het Radboudziekenhuis in Nijmegen. Wil  blijkt ataxie te hebben, een redelijk zeldzame ziekte die de oorzaak vindt in een storing van de kleine hersenen.
De belangrijkste functie van de kleine hersenen is het zorgen voor een perfecte coördinatie  tussen alle spieren, zodat een vloeiende beweging ontstaat.
‘Het is goed om eindelijk te weten wat er met me aan de hand is’ zegt  Wil, ‘maar het is ook “een dingetje” om met alle consequenties om te gaan.’

Mia stopte met werken op 63-jarige leeftijd om haar man zo goed mogelijk bij te staan.  ‘Gelukkig heeft Wil nu medicijnen waardoor er duidelijk minder klachten zijn’, vertelt ze.  Maar de afgelopen jaren waren duidelijk niet gemakkelijk voor het echtpaar.
Gelukkig hebben ze beiden veel interesses en zijn ze heel sociaal betrokken.

Wil is penningmeester van de tennisclub in Meijel. Hij heeft hard meegewerkt om daar de padel-banen voor elkaar te krijgen. Daarnaast is hij vrijwilliger bij de tennisclub, samen met Mia. Een ochtend in de week staan ze klaar voor het verrichten van allerlei hand- en spandiensten.
Ook bij het gemeenschapshuis  ‘d’n  Binger’  verricht Wil, samen met een ploegje andere heren,  iedere week vrijwilligerswerk op technisch gebied.

Mia is, behalve een zeer toegewijde oma van de twee kleinkinderen, ook nog zeer actief. Nadat ze stopte met werken vulde ze haar leven in met sporten bij de KBO, tennissen,  het spelen van padel en het vrijwilligerswerk voor de tennisclub. Bovendien zit Mia ook in de klankbordgroep van de KBO.
De laatste tijd houdt Mia zich ook bezig met het koken voor een groep jongeren  in  ‘Beckershof’.

Doordat hun dochter en zoon ook beide werken met zorgcliënten was haar belangstelling hiervoor gewekt. Nu werkt ze met veel enthousiasme  voor en met een groep jongeren, ze heeft er zelfs over kunnen vertellen op de voorlichtingsmiddag van Beckershof.

Het lidmaatschap van de KBO is voor Wil en Mia gezellig en prettig. Ze gaan samen mee op de uitstapjes en Mia gaat mee met de georganiseerde wandelingen.
Wil vertelt: ‘Bij de uitstapjes van de KBO word je niet aangekeken op het bijvoorbeeld gebruiken van een rollator of het niet volledig mee kunnen doen met fysieke zaken. Dat ervaar ik als heel prettig. Je wordt volledig geaccepteerd met of zonder fysieke beperkingen. Ook tijdens het laatste uitstapje van de KBO naar de mijnen in België kreeg ik alle hulp die nodig was zonder dat er veel drukte om werd gemaakt.’
Mia vult aan: ’Door mijn enthousiaste verhalen zijn er al verschillende tennisvriendinnen  ook lid geworden van de KBO.’

Wil laat nog even zijn mooie driewielfiets met elektrische ondersteuning zien in de garage. Deze ziet er zeer sportief uit, Wil en Mia maken samen nog steeds lange fietstochten.

Tot slot vraag ik: ‘Wat vinden jullie belangrijk in het leven? ‘
Daar zijn ze het snel over eens. ‘Mensen;  familie en onze vrienden, de omgang en de verbinding met hen maakt ons leven rijker. Hun steun in moeilijke periodes was belangrijk, daar zijn we heel dankbaar voor’. Daar voegt het lidmaatschap van de KBO ook voor dit positief ingestelde, actieve en sociaal ingestelde mensen dus ook wat aan toe!


Interview met Anne Marie Strous-de Vocht, 01-05-2024
door Jan Lenders.

Met een grote glimlach op haar gezicht opent ze de deur van haar chalet op de Stille Wille. ‘Het gaat gelukkig weer goed’, antwoordt ze op mijn vraag, hoe het met haar gaat. ‘Ik mag weer achter het stuur en het lopen gaat ook een stuk beter’. Enige tijd geleden werd Anne Marie getroffen door een herseninfarct. Gedurende het revalidatieproces werd ze door omwonenden en haar kinderen geholpen: de een ging de post halen, de andere de boodschappen of kwam in deze hechte gemeenschap gewoon een kopje koffie drinken. Een warme deken van lieve en bezorgde mensen zorgde ervoor, dat het revalidatieproces tot een goed einde werd gebracht. De positieve keuring voor haar rijbewijs geeft aan, dat ze voldoende is hersteld. De wereld ligt weer voor haar open…

In de serre van haar prachtige woning wordt mijn aandacht getrokken door een fotocollage van kinderen en kleinkinderen. En op een speciaal plekje staat de foto van haar overleden man Huub. Aan alles kun je zien, dat hier een familie-mens woont. Warm, lief, open, (maatschappelijk) betrokken en toegankelijk.

Anne Marie is lid van de werkgroep PR en Communicatie en interviewt voor KBO-Meijel een keer per maand een vrijwilliger. Maar steeds meer mensen vroegen zich af, wie er achter dit mooie initiatief zit. Daarom vinden wij het nu dan ook op z’n plaats om haar zelf te interviewen.

Anne Marie werd 75 jaar geleden geboren in een notarisgezin in Beneden-Leeuwen in het Land van Maas en Waal. Na de lagere school gaat ze naar de kostschool Notre Dame des Anges te Ubbergen, waar ze de Middelbare Meisjes School volgt, vergelijkbaar met de HAVO nu. Tijdens haar vervolgstudie Schoevers komt ze op 19-jarige leeftijd in Amsterdam de liefde van haar leven tegen. Een jongeman uit Roermond, Huub Strous, een 6 jaar oudere rechtenstudent.

Een liefde, die al snel uitmondt in een huwelijk. Nadat hij een aantal jaren had gewerkt op het ministerie van Binnenlandse Zaken, stelt hij aan Anne Marie de vraag, of zij genegen is om met hem te verhuizen naar Zuid-Limburg. Hij kan daar een burgemeestersfunctie aanvaarden. Samen met haar 2 jonge kinderen verhuizen ze naar het heuvelachtige Zuid-Limburg, waar ze in de ambtswoning in de gemeente Klimmen gaan wonen, wat voor de komende jaren hun “thuis” wordt. Hier worden nog twee kinderen geboren. Met 4 zonen is het gezin nu compleet. Over deze periode zegt ze:’ ik vond het erg leuk om met Huub mee te gaan naar allerlei festiviteiten en recepties. Zo heb ik heel veel bijzondere mensen leren kennen’.

Toen de kinderen wat ouder werden, pakte Anne Marie de studie weer op en gaat na het behalen van haar HBO diploma Maatschappelijk Werk werken in de opvang voor dak- en thuislozen en drugsverslaafden in Heerlen, naast het station. Ze probeert van deze opvangplek een veilige plek te maken. Een plek, waar de verslaafden en daklozen worden gezien als mens. Een rustpunt in hun moeilijke bestaan.

Er ontstaan 2 werelden, enerzijds het leven als partner van de burgemeester van Klimmen en anderzijds de maatschappelijk werkster in een van de moeilijkste sectoren van onze maatschappij. Anne-Marie weet evenwel deze twee werelden te koppelen. Kledinginzamelacties bij andere (burgemeesters)vrouwen of het inhuren van een schoonheidsspecialiste voor de minderbedeelde vrouwen zijn hiervan voorbeelden. Zij heeft deze mensen laten zien, dat ze in hen geloofde. En als je dan samen met je man aan het winkelen bent in Heerlen en er wordt een muzikale ode, speciaal voor Anne Marie geschreven, gebracht door een thuisloze, dan weet je dat je iets speciaals hebt gedaan voor deze groep mensen.

Door ook af en toe de kinderen mee te nemen naar deze opvang liet ze ook aan hen zien, dat er naast hun thuissituatie nog een andere wereld was. ‘Het was goed voor hen om alle kanten van de maatschappij te leren kennen’ zegt ze nu.

Toen haar man later door de gemeentelijke herindeling ook burgemeester werd van Voerendaal, kwam ze daar een van haar vroegere cliënten tegen, die aangaf dat hij mede door haar toedoen het oude bestaan had verlaten en nu een nieuwe toekomst aan het opbouwen was. Terwijl ze dit vertelt, zie ik dat ze daar trots op is.
Na het pensioen van haar man is er in eerste instantie het voornemen om te gaan wonen in Roermond, de geboorteplek van Huub. Ze willen echter ook ergens buiten de stad een plekje zoeken, waar ze het stedelijke leven achter zich kunnen laten. Bij toeval komen ze terecht in Meijel. Ze kunnen hier een chalet laten bouwen. Het blijkt al snel dat ze “hun nestje” in Meijel prettiger vinden dan hun appartement in Roermond. Het besluit om permanent in Meijel te gaan wonen, is snel gemaakt. Het grensgebied tussen Brabant en Limburg, wat ook zijn weerslag heeft op de wijze waarop ze hier worden ontvangen, bevalt hen erg goed. Anne-Marie gaat zich in deze periode nog meer toeleggen op het schrijven. Ze doet dat onder de bezielende leiding van Monica Boschman. Ze gaat levensverhalen schrijven voor mensen en wordt uitvaartbegeleidster bij het Humanistisch Verbond. Ze gaat voor in de afscheidsvieringen en vertaalt de gevoelens van de familieleden en zet deze op schrift. Dit doet ze tot 2016.
In 2016 sterft Huub. Voor Anne Marie was Huub: ik citeer “meer dan 45 jaar de rots in de branding. Hij was er altijd. Een solide en onvoorwaardelijk liefhebbende echtgenoot; warm, betrouwbaar, geestig, gezellig en geïnteresseerd”. Echte liefde dus.

Het schrijven van levensverhalen voor het Humanistisch Verbond zet ze stop. Dit komt na de dood van Huub te dichtbij. Ze schrijft een verhaal over haar eigen jeugd voor haar kleinkinderen. Twee boekjes met een beperkte oplage zien het levenslicht. Heel trots is ze als een paar van de kleinkinderen haar vragen een gedeelte van een van de boekjes voor te lezen op een voorleesdag op school.
Schrijven is haar hobby; met een aantal amateurschrijvers, verspreid door het hele land, zit ze in een clubje mensen die maandelijks een verhaal schrijven over een bepaald onderwerp. Samen met deze groep bespreken ze elkaars werk en proberen ze elkaar nog beter te maken. Toen KBO-Limburg op zoek was naar mensen in de redactieraad, was dit het moment om haar schrijverskwaliteiten aan te bieden. Dat al snel daarna KBO Meijel haar wist te vinden, vindt ze erg leuk. Ze geeft aan terecht te zijn gekomen in een warm nest.

Op mijn vraag of ze voor KBO Meijel een soort schrijversclub zou willen op zetten, knikt ze positief. Geen historische verslagen zoals Medelo, maar een verhalenreeks van en door de KBO-leden waar de anekdotes, de ‘kwajongens-verhalen’ en de gevoelens van de jaren 50-60 aan het papier worden toevertrouwd.

Een KBO, waar ze zich trouwens erg thuis voelt. “Het zijn TOP-vrijwilligers, de leden zijn vriendelijk en erg aardig. Ik voel me dan ook helemaal thuis.”

Het schrijven zit haar in het bloed. ”Mensen en verhalen zijn boeiend, je leert hen en hun beweegredenen daardoor beter kennen en het vertellen van hun levensverhalen werkt vaak verbindend.”


Interview met Jan Manders, 22-03-2024
door Anne Marie Strous- de Vocht

‘Het is belangrijk, dat de financiën van een vereniging goed in orde zijn’, zegt Jan Manders, sedert twee en een half jaar penningmeester van de KBO in Meijel. ‘De administratie moet zuiver en goed in orde zijn, zodat de andere gelederen hun werk goed kunnen doen. Alle zaken moeten verantwoord en betaalbaar zijn en goed worden vastgelegd. Ik werk graag met cijfers, maar ook met en voor mensen, daarom doe ik dit werk voor de KBO met veel plezier. Het werk is ook een welkome tegenhanger voor het dagelijkse werk met mijn kinderen. En het ligt in het verlengde van mijn opleiding.’

Jan Manders is een toegankelijke, vriendelijke man met een positieve kijk op het leven.
Het werk voor de KBO ligt Jan na aan het hart. Het penningmeesterschap is bijna dagelijks werk, gelukkig kan hij daarvoor ook veel thuis doen.
Behalve met het penningmeesterschap houdt hij zich momenteel ook bezig met de hulp bij belasting aangifte (HUBA), samen met 2 andere commissieleden. Hierbij wordt ook geholpen met het aanvragen van zorgtoeslag, huurtoeslag en energietoeslag. Ook Oekraïense vluchtelingen worden hiermee geholpen; deze mensen hebben vaak moeite met de ingewikkelde Nederlandse regels en voorschriften.
Daarnaast houdt Jan zich nog bezig voor de KBO met de vrijwilligersdag en de klankbordgroep. Jan is een ervaren bestuurder, hij was onder andere lid van het bestuur van de basisschool, de voetbalclub en ‘Misty fields’. Dat laatste houdt de organisatie van festivals in.

Jan is opgegroeid in Meijel. Als ik naar zijn jeugdherinneringen vraag, vertelt hij over het zwembadje in het Deurnes kanaal, vlak bij zijn ouderlijk huis. Daar werd door de gemeente, bij gebrek aan een zwembad, een stukje afgegraven, waar de jeugd kon zwemmen.
Het werd “het Evertje” genoemd, naar de opa van Jan.
Als jongste van 6 kinderen had Jan een mooie jeugd in een hecht gezin. Ook nu nog is de band goed en sterk, er is veel onderling contact.
Jan was, voordat hij vervroegd stopte met werken in verband met de zorg voor zijn kinderen, 35 jaar economieleraar op het ROC, het regionaal opleidingscentrum voor beroepsonderwijs. Hij was werkzaam in Venlo en Roermond en deed  zijn werk met veel overgave. De laatste 20 jaar was hij ook stage-coördinator, waarbij hij leerlingen begeleidde die naar alle streken uitzwermden.
In 2015 moest hij echter stoppen met zijn werk, omdat zijn vrouw Ria de zorg voor hun kinderen niet meer alleen aankon en later zelf ook zorg nodig had.
De kinderen van Jan en Ria zijn 38 en 35 jaar oud. Ze zijn beiden ernstig meervoudig beperkt, en lijden aan een erfelijke progressieve spierziekte,  genaamd Myotone Dystrofie. Deze ziekte komt voor bij een op de 8000 mensen, vaker nog dan ALS. Toch is er nog weinig over bekend. Ook Ria had deze erfelijke spierziekte. Toen ze 35 jaar oud was, werd de ziekte bij haar ontdekt.
Jan praat met heel veel warmte en liefde over zijn kinderen Mark en Mieke. Hij heeft jarenlang thuis voor hen gezorgd, aanvankelijk samen met zijn vrouw Ria. Vier jaar geleden is Ria vrij plotseling gestorven. De laatste jaren was ze zelf ook veel afhankelijk van de hulp van Jan. Ze wist dat ze niet oud zou worden, bij Myotone Dystrofie overlijden mensen meestal tussen hun vijfenveertigste en zestigste levensjaar.
Toen stond Jan dus alleen voor de zorg van zijn kinderen. ‘Als ik flink genoeg ben om hen op de wereld te zetten, kan ik ook sterk genoeg zijn om ze volwassen te laten worden’, zegt Jan. Daarmee gaf hij zichzelf een grote opdracht. Hij verdiepte zich in het ziektebeeld en probeerde er het beste van te maken. ‘Accepteren en niet zeuren’ is zijn motto.
‘Ik heb twee hele lieve kinderen’, zegt hij trots. ‘Als ik ze in de ochtend uit hun bed hielp en verzorgde, was Mark al vrolijk aan het babbelen. Hij functioneert op het niveau van een twee en een half jarige. Mieke kan wat beter communiceren, zij functioneert op het niveau van een zesjarige.’
Jan en Ria hadden geen hulp bij de thuisverzorging van hun kinderen, ze wilden een vast ritme en rust in hun huishouden. Dat hield wel in dat Jan, vooral in de avonden en in de weekends, heel veel bezig was met de zorg.
De kinderen gaan wel allebei naar een dagbesteding.
‘Bovendien ben ik gezegend met hele goede vrienden’, vertelt Jan, ‘ze gaan ieder jaar een week  mee op vakantie en nemen dan de zorg voor de kinderen over. We huren dan een huisje en trekken er op uit met Mark en Mieke. Dat zijn echte hoogtepunten.’
In 2016 hoorde Jan over het plan om een woonbegeleidingscentrum op te zetten in Meijel. Daar heeft hij vanaf het begin over meegedacht en aan meegewerkt. Het hele proces daarvan was niet gemakkelijk, er waren heel wat tegenslagen te overwinnen.
Maar uiteindelijk staat het er: een prachtig, functioneel gebouw, dat een thuis is geworden voor de kinderen van Jan. Afgelopen januari verhuisden Mark en Mieke naar hun nieuwe ‘thuis’, evenals verschillende andere nieuwe bewoners.
Na alle jaren van inspanning en voorbereiding is dan ook de voldoening groot.
Ook voor Jan; hij ziet dat Mark en Mieke daar gelukkig zijn. ‘Ik voel gepaste trots op wat er bereikt is’.
‘En als mijn kinderen gelukkig zijn, ben ik het ook’.
Omdat Mieke en Mark goed voorbereid waren en omdat Jan heel veel binnenloopt in  ‘Beckershof’ verliep de overgang voor hen vrij soepel. ‘Het prettige is, dat ik me geen echte bezoeker voel in het huis, ik kan mee aanpakken en komen en gaan, wanneer ik daar behoefte aan heb. De kinderen accepteren dat als heel gewoon. Ik was ook nauw betrokken bij het aannemen van personeel en dat voelt ook goed.’
Al is het voor Jan niet altijd gemakkelijk om zijn kinderen te moeten missen, het geeft hem natuurlijk ook een gevoel van vrijheid. Toch moet Jan daar nog echt aan wennen. ‘Ik heb soms last van het “lege nest syndroom”, vertelt hij. ‘Van de andere kant besef ik nu ook, wat ik gemist heb door de constante zorg en verantwoordelijkheid. Daar wil ik nu wat van gaan inhalen. In het najaar ga ik op vakantie met een vriend, we hebben een huisje gehuurd in Zeeland en zijn van plan daar te gaan fietsen en wandelen.’
Jan is zeer nauw betrokken bij de Stichting Begeleid Wonen Meijel. Behalve dat hij de handen uit de mouwen steekt, als er hulp nodig is, is hij ook penningmeester van het stichtingsbestuur.
Toch is er nu ook wat tijd voor zijn hobby’s. Jan schrijft, hij fietst graag, verdiept zich in de oorsprong en geschiedenis van verschillende soorten wijn, hij leest veel en luistert naar muziek.
Op mijn vraag: ‘wat zou je nog graag willen delen met KBO-leden?’, wil hij nog wel het volgende kwijt: ‘Ik heb heel veel respect voor alle mensen, die zich inzetten voor de KBO.
Er wordt hard gewerkt door alle vrijwilligers daar. Vrijwilligers doen hun werk, omdat ze dat nodig vinden, ze halen voldoening uit hun belangeloos werk voor andere mensen. Daar probeer ik ook mijn steentje aan bij te dragen’.


Interview met Jacqueline Vestjens en Mat Janssen, 17-01-2024
door Anne Marie Strous- de Vocht

Mat en Jacqueline zitten al klaar met de koffie. Ze zijn hartelijk en enthousiast.
Ze leerden elkaar al op jonge leeftijd kennen in Meijel. Ze woonden hemelsbreed nog geen kilometer van elkaar.
Mat (78) werd geboren op de Steenoven. Hij groeide op in een groot gezin met zes broers en twee zussen. Zijn ouders hadden een gemengd agrarisch bedrijf. ‘Ik had een schitterende jeugd’, zegt Mat. ‘Zo trok ik met broers, jongste zusje en neef Pierre de bossen in rond de Steenoven met zelfgemaakte pijl en boog. We bouwden hutten en groeven kuilen voor de ‘vijand’. Ondanks het feit dat onze ouders het druk hadden met de boerderij en hun negen kinderen, hebben we een liefdevolle en goede opvoeding gehad.’
Jacqueline (77) groeide samen met twee broers en twee zussen op in een boerderij met tuinderij en kippen aan de Nederweerterdijk. ‘Ik had een fijne jeugd, daar ben ik heel dankbaar voor.’
Mat vertelt met veel passie over zijn werk. Dat begon al vroeg, op zijn zestiende in een fabriek voor stalen buizen. Hij werd actief bij de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) en daar werd hij na enkele jaren beroepskracht. Na 6 KAJ-jaren volgde een lange loopbaan binnen de vakbeweging als provinciaal secretaris van het NKV, nadien de FNV.
Na hun huwelijk verhuisden ze in verband met Mat zijn werk naar Heerlen. Vooral voor Jacqueline was dit in het begin niet gemakkelijk. Want het was een hele overgang om de boerderij in Meijel te verruilen voor een appartement twaalf hoog in de Mijnstad Heerlen. Haar ouders zeiden tegen elkaar: ‘Ons Jacquelientje went daar nooit, in het zuiden.’ Jacqueline leerde er echter snel nieuwe mensen kennen en maakte er met haar rustige en bescheiden aard vrij snel leuke vrienden en pakte ook het Zuid-Limburgse dialect aardig op. Een nieuwe vriendin adviseerde haar om te gaan werken bij de thuiszorgorganisatie van de Oostelijke Mijnstreek. Dat was een gouden greep. Jacqueline voelde zich in de zorg voor ouderen helemaal in haar element.
Mat en Jacqueline verhuisden na enkele jaren naar Geleen. Daar werd Jacqueline actief in de parochie. Ook ging de zorg voor haar ouders in Meijel meer aandacht vragen. Zo zette Mat – als hij de bestuursvergaderingen van de vakbond in Amsterdam bezocht – Jacqueline in Meijel af en haalde haar daar op de terugweg weer op.
Jacqueline is iemand die heel goed kan luisteren en zegt vol overtuiging: ‘De zorg voor anderen heeft mijn leven verrijkt.’
Mat was een gedreven werker, die zijn functie binnen de vakbeweging altijd met veel overgave en grote inzet heeft uitgeoefend. ‘Ik heb me al die jaren ook hard gemaakt voor de emancipatie van de vrouw binnen de vakbeweging. Daarom was ik best vereerd, toen ik in 1998 de Emancipatieprijs van de gemeente Sittard in ontvangst mocht nemen.’ Overigens was ook Mat in hun Geleense jaren actief binnen de parochie.
Tot zijn groot verdriet moest Mat op zijn zestigste vervroegd stoppen met zijn werk vanwege een ernstige vorm van dystrofie. ‘Dat was erg lastig’, verzucht hij, ‘om plotsklaps thuis te moeten zitten.’ Jacqueline ging in die periode met de VUT. ‘Na lang beraad besloten Jacqueline en ik om terug te gaan naar Meijel.’ Dit betekende, dat ze hun sociale kring in Geleen moesten achterlaten. ‘Maar in Meijel waren we dichter bij familie en werden we met open armen ontvangen.’ In alle jaren in Zuid-Limburg zijn Mat en Jacqueline altijd authentiek Meijels met elkaar blijven praten. ‘Het was fijn om dat nu weer overal om ons heen te horen.’
Jacqueline is heel rustig, maar ze weet heel goed wat ze wil. Ze zegt: ‘We kunnen allebei moeilijk tegen onrecht en proberen voor die mensen iets te betekenen.’
Mat vervolgt: ‘In 2006 waren de verhuisdozen in Meijel nog niet uitgepakt, of we werden benaderd om actief te worden bij de KBO. We coördineerden de verspreiding van het magazine ‘de Nestor’ en waren betrokken bij de organisatie van ledenactiviteiten, zoals de jaarvergadering, de Kerstviering, dagtochten, wandelingen en informatiebijeenkomsten.’ Jacqueline vult aan: ‘ Ook organiseerde je vakantietrips voor de KBO; niet alleen in eigen land, maar ook naar België en Duitsland. Die buitenlandse reisjes gingen we – uiteraard op eigen kosten – samen ter plekke voorbereiden. Zo kon alles tot in de puntjes worden geregeld. En tegelijkertijd was het een leuk weekenduitstapje.’
Jacqueline zingt al sinds haar jeugd heel graag. ‘Ook momenteel ben ik nog actief bij zowel het kerkkoor in Meijel als bij het gemengd koor de Veengalm in Neerkant.’ Een zeer actief koor, dat onlangs met een groot feestprogramma haar 100-jarig bestaan vierde. Onderdeel van dat programma was een Mariaconcert in de Sint Jan in Den Bosch. Op zondag 26 mei a.s. wordt dit concert nog eens uitgevoerd. Ditmaal in onze eigen ‘kathedraal van de Peel’.
Mat is een enthousiaste schrijver. Hij is een van de drijvende krachten achter het parochieweblog. Hij schreef jarenlang wekelijks de column ‘Nao de Hommis’. En nog steeds schrijft hij samen met kapelaan Roger de wisselcolumn ‘Vanuit de zijbeuk’. ‘Een aantal jaren heb ik ook met heel veel plezier de ‘Vastelaovesmis’ geschreven.
‘Een half jaar na onze verhuizing vroeg de Vakbondshistorische Vereniging mij om in een landelijke serie ‘Het gezicht van de Vakbeweging in de regio’ een aantal ‘portretten’ te maken van een aantal vakbondsmensen in Limburg. Het uiteindelijke resultaat was een honderdtal interviews, die in twee boekjes zijn vastgelegd.’ ‘Stukjes schrijven wil ik blijven doen, zolang het kan. Een herseninfarct – een paar jaar geleden – bemoeilijkt het weliswaar, maar het lukt nog steeds en het bezorgt me een goed gevoel.’
Vorig jaar was het paar vijftig jaar getrouwd. Door de gezondheidsproblemen van Mat werd het in kleine kring gevierd. Desalniettemin was het een onvergetelijke dag.
Jacqueline: ‘Ik heb hier in het dorp opnieuw leuke mensen om me heen en we hebben nog steeds fijne vrienden uit vroegere jaren. Ook bij de KBO help ik nog graag een handje. Ik breng onder andere nog het maandblad ‘Ons’ en de overlijdensberichten rond.’
Zo blijven beiden nauw betrokken bij de KBO en de Meijelse gemeenschap, die deze twee mensen zo dierbaar is.


Interview met Lies Hanssen-van Enckevort, 15-11-2023
door Anne Marie Strous- de Vocht

‘Vrijwilligerswerk doe je niet voor het geld, maar met je hart’ zegt Lies Hanssen vol overtuiging.

Ik zit tegenover Lies in het mooie nieuwe huis, waar ze nog niet zo lang woont met haar partner Geert. Ze vertelt met passie over haar werk voor de KBO in Meijel.
Lies maakt gemakkelijk contact, dus het wordt een heel prettig gesprek.
Ze is al heel lang lid van de KBO, vanaf 2005 is ze al actief bezig. In 2006 werd ze gevraagd om toe te treden tot het bestuur van KBO Meijel, iets wat ze met plezier deed. Ze was gestopt met haar werk als gastvrouw/ groepsleidster bij de ’Widdonck’ en werd meteen gevraagd om in het bestuur te komen van KBO-Meijel.
Een jaar daarna, in 2007, volgde Lies de cursus ouderenadviseur. Na het behalen van het diploma van deze cursus kun je ouderen, maar ook hun naasten, ondersteunen en adviseren met diverse hulpvragen.‘ Ik hielp, ook via het infoloket, samen met andere ouderenadviseurs, heel veel mensen met vragen’ vertelt Lies. ‘Dat vond ik heel bevredigend werk. De diversiteit van de vragen was heel boeiend. Zo kwamen er mensen met vragen over welzijn en zorg, hulp in de huishouding, echtscheiding, bedreigingen, relatieproblemen, vragen over de WMO en vaak vragen van nieuwe bewoners hier in Meijel. De laatsten hielp ik om hier hun weg te vinden, in de verenigingen en ondersteuningspunten. Ik had er plezier in om dingen uit te zoeken via de gemeente of andere instellingen. Uiteindelijk kwam ik dan wel met een oplossing of een doorverwijzing. Dat adviseurswerk doe ik trouwens nog steeds graag.’
Lies houdt ook ‘keukentafelgesprekken ‘als daaraan behoefte is. ‘Je moet zoeken naar de vraag achter de vraag’ zegt ze. ‘Mensen zijn vaak eerst wat terughoudend, maar na een tijdje ontstaan er vaak diepe gesprekken, over bijvoorbeeld ruzies in de familie of over eenzaamheid. Natuurlijk verwijs ik soms door naar Maatschappelijk Werk, sommige problematiek is te gecompliceerd. Er zijn ook mensen, die naar mij gevraagd hebben en bij wie ik vraag: kom ik als Lies Hanssen of als ouderenadviseur? Het belangrijkste in deze functie is goed kunnen en willen luisteren. Als er mensen eenzaam zijn en diep in de put zitten, vraag ik me af: wat kan ik in deze situatie voor hem of haar betekenen? Dan ga ik stapje voor stapje met iemand zoeken naar mogelijkheden, bij voorbeeld een computercursus volgen via de KBO, of vrijwilligerswerk, waarbij iemand van betekenis kan zijn’.
Lies was ook coördinator bij “Het Eetpunt” bij Sint Jozef Wonen en Zorg. Daarvoor maakte ze de roosters en ze hielp mee met opdekken, serveren en afruimen. Het was werk, waar ze veel voldoening van kreeg.
Ze organiseerde, na een vraag van enkele heren, kookcursussen voor mannen bij “ Oppe Koffie”. Een groep mannen hiervan is nog steeds actief samen.
Daarnaast zat ze in de werkgroepen ziekenbezoek en helpt ze mee met de organisatie van de informatie-middagen. De onderwerpen hiervan zijn heel verschillend, bijvoorbeeld : eenzaamheid, waakzaam en dienstbaar, de workshop geheugentraining, brandveiligheid, pensioenen, erfrecht en nalatenschap, dorpsondersteuner voor Meijel, ouderenmishandeling en nog vele andere thema’s.
Vorig jaar heeft Lies, samen met wijkagent Ton de Bruin, mede gezorgd voor de actie ‘warme dekentjes’. Via de politie werden er, in verband met de hoge energieprijzen, dekentjes uitgedeeld aan mensen, die in de vergetelheid waren geraakt, mensen die eenzaam waren en weinig inkomsten hadden, om hen een hart onder de riem te steken. Lies heeft gezocht, samen met andere werkgroepen van de KBO, naar adressen waar de dekentjes goed terecht kwamen. ‘Dat was mooi om te mogen doen’ vertelt Lies.
Het betrokken zijn bij mensen, zorg hebben voor hen, die in lastige omstandigheden verkeren, is Lies met de paplepel ingegeven. Ze houdt van mensen en wil graag, als het nodig is, hulp verlenen.
Lies is geboren in een gezin van11 kinderen op een boerderij in ‘De Hoek’. Als ze vertelt over haar jeugd is dat met veel warmte. Haar ouders hielden heel veel van elkaar en ze gaven hun kinderen een goede, stabiele basis mee in het leven. De kinderen hadden altijd hun broers of zussen om samen buiten te spelen, er was ruimte genoeg. De vader en moeder van Lies waren ook heel sociaal, ze hadden een onderduiker in huis tijdens de oorlog en later namen ze een weeskind op in hun gezin. ‘Die sociale instelling is een voorbeeld, dat je meeneemt in je leven’ zegt Lies. Ook nu nog is er een gezellige wekelijkse koffiemiddag samen met zusjes en schoonzusjes.
Toen Piet, de echtgenoot van Lies, ernstig ziek werd in 2010, stopte zij tijdelijk met haar werk voor het bestuur van de KBO om voor haar man te kunnen zorgen. In 2012 is Piet, na een lang ziekbed, gestorven.
‘Zes weken na de dood van Piet kwamen ze hier vragen, of ik weer terug in het bestuur van KBO Meijel wilde komen. Dat heb ik gedaan en de werkzaamheden in het bestuur hielpen me ook om het leven weer op te pakken. Na een korte tijd vroeg men mij als voorzitter van het bestuur. Dat vond ik een grote eer en ik heb die functie met heel veel plezier vervuld. Ik was de eerste vrouwelijke voorzitter hier in Meijel. In 2017 ben ik afgetreden als voorzitter. Ik was 11 jaar bestuurslid geweest in de functies van vicevoorzitter en voorzitter.
Lies kreeg bij die gelegenheid voor al haar verdiensten een zilveren speld, met bijbehorende oorkonde, uitgereikt door de voorzitter van de regio. In 2022 kreeg ze van KBO Meijel een welverdiende onderscheiding als “verdienstelijk lid.”
Nog steeds is Lies actief als lid en als ouderenadviseur en ze verbindt mensen aan elkaar via het ‘maatjesproject’. Ze is heel toegankelijk en ze wil iedereen, jong en oud, die daar behoefte aan heeft, nog graag veel hulp bieden.
Lies heeft drie zonen, waarvan een in het buitenland woont. Samen met haar partner Geert zijn er dan ook plannen om in het voorjaar naar hem in de Verenigde Staten te reizen.
Lies en Geert gaan graag op vakantie en omdat ze beiden nog fit zijn, is wandelen en fietsen ook een geliefde vrijetijdsbesteding.
Lies eindigt met: ‘Ik heb een goed leven en ik ben, ondanks dat er natuurlijk ook verdriet is, dankbaar en tevreden’.


Interview met Wilhelmien Janssen-Jaspers , 27-9-2023
Door Anne Marie Strous- de Vocht

‘Ik heb een mooi, bevredigend leven gehad’ zegt Wilhelmien, ‘en dat heb ik nog steeds. Natuurlijk met ups en downs, maar van de keuzes die ik gemaakt heb , heb ik nooit spijt gehad. Daarin staan nu, naast natuurlijk mijn kinderen, het werk voor de KBO en het bridgen, centraal.’
Wilhelmien is een vriendelijke, goed uitziende vrouw, geboren en getogen in Meijel. Haar ouders hadden een horecazaak , het vroegere Oranjehotel, nu Grand Café ‘Goejje”.
Daar groeide Wilhelmien op, als oudste dochter van een gezin met 7 kinderen.
‘Ik wilde zelf graag naar kostschool, zo kwam ik in Oirschot terecht op de Ulo bij de Franciscanessen. De bedoeling was dat ik verder studeerde, maar ik koos er toch voor om thuis in de zaak te gaan werken. Vanaf mijn vijftiende werkte ik in de horeca bij mijn ouders. Ook hielp ik mijn vader op kantoor en haalde op die manier mijn boekhoud- en horecadiploma’s.’
Toen ze haar man ontmoette wilde hij ook wel in de zaak komen, samen namen ze het Oranjehotel over toen haar ouders er mee stopten. Over die jaren kan Wilhelmien boeiend vertellen.
‘Het was veel werken in die tijd. Ik werkte meestal achter de coulissen, mijn man zorgde voor het gastheerschap in de zaak. Zo waren we allebei goed op onze plek. Ik zorgde voor de kinderen, het koken, ook voor grote feesten en partijen, de was, en alles wat vlot moest verlopen. In de avonden kwam ik voor in de zaak om te assisteren en om het met de klanten gezellig te hebben.
Een hoogtepunt in de zaak was wel het ontvangen van de Koninklijke familie op Koninginnedag in 1986.Een prachtig gebeuren.
Ook de gouverneur en andere hoogwaardigheidsbekleders mochten we ontvangen, waarvoor ik een “potje” mocht koken!
Ik heb het nooit erg gevonden om hard te werken. Tot het, na de dood van mijn man, te veel werd.’
Wilhelmien werd op 49jarige leeftijd vrij plotseling weduwe. ‘Er was weinig tijd om te rouwen, ik moest door. Voor de kinderen, met de horecazaak. Gelukkig kreeg ik in die tijd veel steun van het personeel en ook mijn zonen hielpen waar ze konden’. Toch verhuurde Wilhelmien toen ze 52 was het familiehotel. Daar is nu wel wat veranderd, maar Wilhelmien zit er vaker op het terras en ziet dan met plezier hoe druk het er is. ‘Ik gun het hen graag’ zegt ze.
Na de overdracht van de zaak veranderde het leven drastisch voor Wilhelmien ‘Opeens was ik echt alleen als ik thuiskwam. Dat was ik, opgegroeid in een groot gezin en altijd mensen over de vloer, niet gewend. Toen leek het of ik pas echt kon gaan rouwen. Het was geen gemakkelijke tijd. Gelukkig had ik mijn kinderen en familie dichtbij. In die tijd kwam ik een vrijwilliger tegen die de kaartjes rondbracht van de overleden KBO-leden. Daar ben ik toen ook mee begonnen en zo rolde ik van het een in het ander. Ik ben graag dienstbaar, dat was ik in mijn werk ook gewend. Bij de KBO werd ik al snel gevraagd voor verschillende werkgroepen, de werkgroep ‘Op Pad, de werkgroep ‘Bijzondere Evenementen’ en de P.R. commissie. Ook was ik mede bezig met het organiseren van de vakanties van de KBO. Op die manier besteedde ik mijn vrije tijd nuttig.
De KBO is een belangrijk onderdeel van het leven van Wilhelmien. Ze kent heel wat mensen in haar geboortedorp, en veel mensen kennen haar. Wilhelmien voelt zich zeer verbonden met Meijel en het verenigingsleven.
Samen met haar man richtte ze in 1989 Bridgeclub Meijel op, die nog steeds 60 leden heeft. Iedere dinsdagavond bridgen ze in ‘de Heere van Meijel’. Die gelegenheid is het ouderlijk huis van haar moeder, en Wilhelmien komt er graag. Ze speelt best aardig en met veel enthousiasme. Haar moeder speelde nog tot haar 94e jaar, dus het zit wel in de familie. Ook haar broers en zussen bridgen graag en daardoor worden er regelmatig kaartmiddagen georganiseerd met de familie.
‘Voor mij zijn de werkzaamheden voor de KBO en het bridgen belangrijk’ vertelt Wilhelmien. ‘ Als ik tijd heb doe ik mee met de activiteiten van de KBO, zoals meegaan met de dagtochten, wandelen, meehelpen op de kaartmiddagen, organiseren van evenementen, meedoen met de nieuwe Pub Quiz en ik dans nog graag. Dat was heel leuk op de kermisactiviteit van de KBO. Ook als er Nieuwjaars-treffen is van Die ‘Heimat Kapelle’ waar ik erelid van ben, maak ik graag nog een dansje ’zegt ze met een knipoog.
Verder was Wilhelmien met veel plezier actief bij de fietsvierdaagse, waar ze nog steeds bij betrokken is, en werkte ze in de Wereldwinkel, waar ze de administratie voor deed.
Te veel om op te noemen dus!
Het Aspergegilde riep Wilhelmien uit als de lokale held van Meijel, en dit jaar kreeg ze van de KBO een welverdiende vrijwilligersonderscheiding.
Ook een hoogtepunt was voor Wilhelmien wel het ontvangen van een Koninklijke onderscheiding. ‘Ik wist van niets’ vertelt ze. ‘Ik kwam net terug van de voorbereidingen voor de jaarvergadering van de KBO, toen ik mensen in mijn huis zag. De hele familie was er, en toen kreeg ik toch wel iets door. De burgemeester, Wilma Delissen, reikte de onderscheiding uit. Het was een geweldige ervaring‘. Ze vult aan ‘maar daar doe ik het allemaal niet voor. Ik vind het mooi als ik iets kan betekenen voor mensen’.
Het leven van Wilhelmien is dus goed gevuld. Al haar broers en zussen leven nog, en er is onderling een hechte band. Ieder jaar wordt er een familiereünie georganiseerd waar iedereen erg van geniet.
Ze is een tevreden mens, Wilhelmien. Omdat ze zelf veel onderneemt is ze vaak op pad.. ‘Maar ik kan goed alleen zijn’ zegt ze, ‘soms is dat wel prettig. Ik ga nu ook wel afbouwen met wat activiteiten, ik merk dat ik af en toe rust ook wel fijn vind. Ik zoek nu vooral de gelegenheden op en de mensen waar ik me goed bij voel. En dat zijn er heel veel!